L-filosofische grondslagen (F0ZF8A)

Uit AlfaWiki
Versie door WikiAdmin (overleg | bijdragen) op 10 jul 2018 om 12:46 (1 versie geïmporteerd)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) Prof. Pieter D'Hoine
Code F0FW1A
Studiepunten 4
Leslocatie AP - sociale campus
Semester 2e semester
Jaar 1e bachelor

[Algemene beschrijving van het vak]

Examenvorm

Schriftelijk examen. Eén hoofdvraag, drie vragen over éénzelfde thema, woorden verklaren.

Examenvragen

2017-2018
  • Hoofdvraag: Bespreek de evolutie van Wittgenstein in taal en betekenis. (max. 400 woorden; 8ptn)
  • Bijvragen (max 150 woorden; 3 ptn)
  1. De sofist Protagoras wordt ook bekeken als horende bij 'relativisme'. Leg uit.
  2. Leg het verschil uit tussen (filosofisch) realisme en idealisme.
  3. Was Descartes een idealis of een realist? Leg uit.
  • Termen (max 50 woorden; 1 punt)
  1. Transcendentaal onderzoek
  2. Deconstructie
  3. Wederherinnering (anamnese)
2016-2017
  • Hoofdvraag: Kunnen we waarnemingen zien als een Ding an sich? Bespreek en vergelijk Kant en Hegel
  • Bijvragen
  1. Vergelijk de Aristotelische wetenschap en de moderne wetenschap
  2. Bespreek hoe Descartes gebruik maakte van de moderne wetenschap in zijn theorievorming
  3. Husserl en objectivisme (kritiek op moderne wetenschap)
  • Termen
  1. Fonocentrisme
  2. Natuurlijk licht (lumen naturale)
  3. Sein-zum-tode

Herexamen

  • Hoofdvraag (8p): in welke mate is Kant schatplichtig aan het rationalisme en het empirisme respectievelijk? Bespreek
  • Bijvragen (3p/vraag)
  1. Waarin verschillen de mythe en de natuurfilosofie van elkaar?
  2. In de philosophia christiana van Augustinus wordt de wereld opnieuw gesacraliseerd, leg uit.
  3. Welke plaats nemen de mythe, het geloof en de filosofie in bij August Comte?
  • Termen (1p/term)
  1. Deconstructie
  2. Dasein
  3. Logisch atomisme
2015-2016
  • Hoofdvraag: Bespreek en vergelijk de waarneming in de kennis opvattingen van John Locke en Immanuel Kant
  • Bijvragen
  1. Hoe heeft het taalspel te taalopvatting beïnvloed van de latere Wittgenstein
  2. Hoe creëerde deze taalopvatting afstand met Wittgenstein's eerdere opvatting
  3. De taalopvatting van Saussure en de 'decentralisatie van het subject' en hoe dat in de moderne wijsbegeerte wordt toegepast
  • Termen
  1. Act en potentie
  2. Relativisme
  3. Scheermes van Ockham
2014-2015
  • Hoofdvraag: Thomas van Aquino trachtte de Aristotelische filosofie te verzoenen met de christelijke geloofsleer. Bespreek in welke mate hij beroep deed op de leer van Plato hiervoor. (Iets in die trend ongeveer) (max. 400 woorden/8p.)
  • Bijvragen, max 150 woorden, 3p per vraag
  1. Descartes wordt wel eens als de grondlegger van moderne subjectfilosofie gezien, leg uit waarom.
  2. Heidegger gebruikt niet langer de term subject maar de term dasein, leg uit.
  3. Hoe beïnvloede de Copernicaanse revolutie Kant is zijn theorie over subject in kenproces?
  • Termen, max. 50 woorden/1p per term
  1. Taalspel (Sprachspiel)
  2. A priori kennis
  3. Nominalisme
2013-2014
  • Hoofdvraag: A priori: Descartes en Kant vergelijken.
  • Bijvragen
  1. Thomas van Aquino: essentie gaat aan existentie vooraf. Leg uit.
  2. Thomas van Aquino en hylemorfisme van Aristoteles vergelijken.
  3. Heidegger: kan gezien worden als een kritiek op ‘essentie gaat aan existentie vooraf’. Leg uit.
  • Termen
  1. Participatie
  2. Taalspel
  3. Scheermes van Ockham
2012-2013
  • Hoofdvraag: Evolutie Wittgenstein in taal en betekenis.
  • Bijvragen
  1. Artistotelische godsopvatting.
  2. Thomas van Aquino, Artistotelische godsopvatting + christelijke leer.
  3. Hoe Kant zou reageren op de metafysische godsopvatting.
  • Termen
  1. Fenemenologie
  2. Participatie
  3. Positivisme