TMP I (F0WM4A)

Uit AlfaWiki
Versie door AlfaPraesidium (overleg | bijdragen) op 27 sep 2024 om 19:02 (→‎Examenvragen)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) Prof. Van Peer, prof. Lodewijckx
Code F0WM4A
Studiepunten 10
Leslocatie MSI
Semester Jaarvak
Jaar 1ba

TMP I begint in het eerste semester met een theoretische inleiding tot de archeologie van prof. Van Peer en een deel over prospectiemethoden. In het tweede semester wordt dit door prof. Lodewijckx aangevuld met meer praktische colleges over opgravingsmethoden.

Examenvorm

Het deel in januari is volledig mondeling, met schriftelijke voorbereiding: je krijgt een blad met vragen en krijg daarna de tijd om hier een antwoord op te formuleren. Daarna leg je je antwoorden uit aan de docent. In juni wordt het examen afgenomen door proffen Van Peer en Lodewijckx. Van Peer zijn deel is vergelijkbaar met dat in januari: nogal theoretisch en abstract. Het deel van Lodewijckx is veel praktischer. Je krijgt een aantal foto's, bijv. van een bepaalde opgravingstechniek, en je moet uitleggen wat er op de foto te zien is. Ook krijg je een opgravingsplan en moet je uitleggen hoe je die structuren zou opgraven en waarom.

Examenvragen

2023-2024
  • Begrippen uitleggen, 5 tot 10 regels per definitie. (8/20):
  1. Dendrochronologie
  2. tafonomie
  3. Reading the past
  4. chiefdom
  • “Een archeologische cultuur is een polythetisch geheel van specifieke en omvattende type-categorieën die in een reeks assemblages uit een afgelijnd geografisch gebied steeds weer voorkomen”, Leg deze definitie uit en verklaar. Situeer ook in de geschiedenis van archeologie. (MAX 2 blz) (8/20)
  • Met welke nieuwe methode kon Montelius de bronzen objecten uit de Noordse bronstijd dateren, en hoe plaatste hij deze voorwerpen op een absolute tijdschaal. Leg in detail uit hoe hij te werk ging. (4/20)
  • Hoofdvraag: “In Geraardsbergen komt er een nieuw industriegebied van 5 Ha, het is een heuvelachtig terrein dat erosiegevoelig is en een leemgrond is, het werd als akkerland tot nu toe gebruikt. Metaaldetectoristen en veldkartering door hobbyisten hebben romeinse en 16-18de eeuwse voorwerpen gevonden. Bespreek je plan van aanpak en waarom je welke methodes zou toepassen en welke methodes je minder geschikt lijken en waarom. MAX 2 blz., (6/20)
  • Bijvraag 1: Geef de voor- en nadelen van extensieve veldkartering. MAX 1 blz., (3/20)
  • Bijvraag 2: Een gegeven afbeelding van magnetometrie (geofysische methode). Leg uit van wat de afbeelding het resultaat is. Leg uit wat je ziet ( Algemeen uitleggen, je moet het niet concreet bespreken). MAX 1 blz. (3/20)
  • Bespreek volgende definities of technieken: LiDAR, globale prospectietechnieken, edelman, snowmarks. MAX 0,5 blz. per term. ( 8/20)


  • Hoofdvraag: in Veurne komt er een golfbaan van 5ha. Hiervoor werd deze altijd gebruikt als akkergrond. Het is een klei grond en bevat greppels gevuld met zand sedimentatie uit de romeinse periode. (6/20)
  • Bijvraag 1: afbeelding van verticale luchtfotografie. Leg uit (3/20)
  • Bijvraag 2: geef de voornaamste voor en nadelen van archeologische boringen (3/20)
  • Definities: intensieve veldkartering, ferraris kaart, fotogrammetrie en dekkingsgraad ( 8/20)
  • Vraag 1: Je zit in een rurale opgraving (eenvoudige stratigrafie) en bij het opschaven stoot je op een paalkuil, daarin vind je ook een scherf aardewerk en verkoolde fragmenten (houtskool en verkoolde graankorrels). Beschrijf je stappen uit die je onderneemt om juist te documenteren en op te graven en leg uit/ verklaar waar nodig. ( max 2 blz., 5pt).
  • Vraag 2: Berekend de x-, en y-coördinaat van punten 1 en 2. Tot op de centimeter nauwkeurig. De hoek ligt om 5,00 m van (0.0). Maak een schets (Max 1 blz., 3pt.)

Gegeven: Punt 1: hoek alfa= 40° en C = 16m Punt 2: hoek alfa = 20° en C = 6m

  • Vraag 3: Nummer alle stratigrafische eenheden om onderstaande tekening en teken een harris matrix. ( Max 1 blz., 4pt.)
  • Vraag 4: Verklaar of leg volgende termen uit. ( max 0,5 blz. en 2 pt per term)
  1. bloklichten
  2. foresight
  3. intrusief
  4. interfaciale structuur
2015-2016

Januari:

Deel Inleiding tot de archeologie

  • 14C en zijn problemen
  • Relatieve datering
  • Type en typologie
  • Ontleed de definitie van materiële cultuur en wat het betekent voor de concrete archeologie
  • Archeologische sites definiëren en de processen die daarop werken

Deel Prospectiemethoden

  • Waarom is de Vlaamse Vallei een interessant gebied voor opgravingen en wat zijn de landschappelijke kenmerken waaraan je je prospectie moet aanpassen
  • De verschillende kaarten die je gebruikt bij je vooronderzoek
  • Leg uit
  1. Kadasterkaart
  2. Stratified random bemonstering
  3. Geofysische prospectie
  4. 'Making sense of the past' wat betekent hier zin geven aan en wat moet een archeologisch onderzoek doen of opleveren
  5. Orthofoto
  6. Remote sensing
  7. Geodetisch punt
  8. 'The idea of the past' wat bedoelde Greene hiermee
  9. Wat zijn de problemen bij het opmaken van een verwachtingskaart

Juni:

Deel Prof. Van Peer

  • 'Correleren wat niet correleerbaar is', wat wordt hiermee bedoeld en illustreer met een schets
  • Bijvraag: teken een profiel waarbij de eerste drie wetten van stratigrafie in duidelijk zijn. Gebruik maximum vier stratigrafische eenheden, er met ook één basin of deposition in zitten

Deel Prof. Lodewijckx

  • Foto van een graf dat wordt uitgelicht: wanneer wordt dit gebruikt, voor en nadelen, voor welke periode wordt deze methode gebruikt?
  • Opgravingsplan: welke nummers vormen een groep of zijn van dezelfde periode, welke is de oudste, welke is de jongste, extra vragen over de relaties tussen sommige
  • Hetzelfde opgravingsplan: hoe zou je de sporen opgraven om een maximum aan archeologische informatie te verkrijgen
2014-2015

Januari:

  • Wat is GIS? Waarom is dit van belang in het archeologisch onderzoek?
  • Je hebt in de buurt van Sagalassos een aantal sites ontdekt. Hoe kan je de chronologie, omvang en functie van deze sites bepalen?
  • Leg uit: stratigrafie en archeologische stratigrafie. Bespreek de problematiek hiervan in het archeologisch onderzoek

Juni (deel Van Peer):

  • Progressieve decapage
  • Single-layer plan, wat is het en wat is zijn nut in de verdere verwerking van de opgraving
  • Met de Harrismatrix kan men correleren wat niet te correleren valt, wat bedoeld men met deze boutade
  • Wat zijn de mogelijke interacties in een Harrismatrix (plus hun symbolen)
  • Waarom is de kwadrantenmethode ideaal voor cirkelvormige structuren op te graven?
2012-2013

Juni (deel Lodewijckx):

  • foto Degryse met microscoop: wat is er afgebeeld, wat is het nut hiervan voor de archeologie en op welke materialen kan men dit toepassen?
  • foto geschrankte sleuven: welke methode is toegepast? wanneer gebruikt?
  • foto kwadrantenmethode: welke methode is toegepast? Voor- en nadelen? Welke structuren mee opgraven?
  • foto van iemand die aan het zeven is: wat wordt er afgebeeld, waarvoor dient het, en wanneer gebruik je het?
  • foto boring (edelman): wat wordt er of de foto afgebeeld? Waartoe dient dit? Op welk terrein pas je dit het beste toe?
  • foto waterput: wat is deze structuur? waarom zo opgegraven? waar wordt deze techniek nog meer toegepast?

Juni (deel Van Peer):

  • Waarom vond Harris het nuttig om een vierde wet van de stratigrafie toe te voegen? Wat zegt die wet? Welke gevolgen heeft het voor de Harris matrix?
  • maak 2 schetsen van plannen waarop meerdere stratigrafische lagen op hetzelfde niveau zijn afgebeeld. Illustreer aan de hand van deze schetsen het verschil tussen samengestelde plannen en inventarisplannen. Geef ten slotte de definitie van een samengesteld plan.
  • hoe maak je een grid en hoe vind je de coördinaten van een punt dat daar in ligt? (met nodige bijvragen, pythagoras etc.)
  • Stel harrismatrix op met nog een erosie laag ertussen. Ga je dit ook een nummer geven in de matrix?
  • stratigrafie: maak harrismatrix. Interpreteer. Duid grondoppervlak aan bij maken kuilen.
  • Beschrijf de methode van Harris om tot een algemene periodisering van een site te komen. Wat zijn de voordelen van de werkwijze van Harris? Op welke soort sites kan je zijn systeem het beste gebruiken? Welke stratigrafische problemen kan je met een Harrismatrix nog steeds niet oplossen?
  • Leg volgende begrippen uit: Cartesische coördinaten, Doorlopende waterpassing
  • Welke opgravingstechniek gebruik je wanneer je een wheeler grid opstelt. Wat is een collimatievlak?
  • wat is een single layer plan? Wat is een archeologisch niveau (en kan het in meerdere stratigrafische lagen liggen)?
  • Wat zijn bearings? Wat is Departure?
  • Sinusregel: leg uit en bij wat toepasbaar
  • Welke opgravingsstrategie zou je gebruiken bij het opgraven van een woonheuvel? Wat is horizontale stratigrafie?
2011-2012

Januari:

  • Wat is het nut van testputten en -sleuven?
  • Maak een voorstel hoe je handelsschepen uit het middellandse zeegebied zou opsporen?
  • Bespreek een aantal categorieën van het archeologisch bestand en beschrijf hierbij de relevantie van het begrip context in het archeologisch onderzoek.
  • prospectie: Je moet bunkers uit de oorlog opsporen, hoe ga je te werk?
  • Is archeologie een interpreterende of reconstruerende wetenschap? illustreer met voorbeld van Rekem
  • Leg uit: historisch dossier
  • Je hebt geen budget (toerist) in Griekenland en je wilt archeologische informatie vergaren over de Aeolische bronstijd in griekenland(Euboia); hoe doe je dat...
  • Bespreek de problemen die kunnen optreden bij individuele dateringen van elementen als datering voor een gehele context /sitevorming.
  • Vergelijk grondRADAR met Elektrische weerstand ( voordelen/nadelen)
  • Waarin verschilt de aanpak bij off-site en on-site en waarom?
  • Geef een reflectie over type en het belang van typologische classificatie binnen de archeologie.
  • Bespreek grondradar en elecktrische weerstand. Geef voor-en nadelen.
  • Bespreek off-site en on-site.
  • Bespreek de archeologische definitie van materiele cultuur en leg de link met de cultuur in het algemeen.