Basisbegrippen van de geomorfologie en de pedologie (FOWT1A)

Uit AlfaWiki
Versie door WikiAdmin (overleg | bijdragen) op 10 jul 2018 om 12:46 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) G. Verstraeten en P. Degryse
Code B-KUL-F0WT1A
Studiepunten 7
Leslocatie Heverlee, 200E
Semester 2e semester
Jaar 2ba

[Algemene beschrijving van het vak]

Examenvorm

Voor het deel van prof. Degryse moet de student een zelfgekozen gesteente presenteren. Het deel van prof. Verstraeten begint met een praktijkgedeelte waarin de student de aangeworven competenties uit de practica moet tonen. Vervolgens krijgt de student nog een aantal vragen (één grote, meerdere kleine). Er zijn altijd meerdere keuzemomenten waarop dit examen wordt gegeven.

Examenvragen

2016-2017

Praktijkexamen De student lost een aantal vragen op m.b.v. DEM's, structurele reliëfs herkennen, geomorfologische kaart maken, riviermorfologie.

Mondeling met schriftelijke voorbereiding

  1. Een grote bodemkaart van een gebied in België (met belgische code voor bodems), een hoogteprofiel en een kleinere versie van de bodemkaart om op te werken. Duid het profiel aan op de kaart, welke bodems van de FAO WRB kunnen we terugvinden langs dit transect, met welke codes corresponderen ze, wat betekenen deze codes? Zie je of er ergens erosie is opgetreden? En sedimentatie? Veronderstel een site A en B, welke invloed hebben postdepositionele processen op de sites?

Schriftelijk gedeelte

  • Tien termen verduidelijken
  1. Barchaan
  2. Oligotroof
  3. Meso
  4. Braided river
  5. Aquifer
  6. Tafoni
  7. Polje
  8. Abri-sous-roche
  9. Creep
  10. Puinkegel
  • Twee foto's van rivieren, om wat voor rivieren gaat het? Waar is de point bar gesitueerd? Teken een dwarsprofiel en illustreer hierbij de sedimenttypes kenmerkend aan het riviertype
  • Grafsteen die al wat in de grond is gezakt na 20 jaar. Hoe komt dit en wat zouden de effecten zijn op archeologische artefacten van 2000 jaar oud?
2009-2010
  • Kaartje van een rivier: grootte-orde? magnitude? bifurcatieratio?
  • Benoem deze riviertypes (2 prentjes)
  • Benoem deze geomorfologische processen (3 prentjes)
  • Topografische kaart: bereken de hellingssteilte tussen punt A en punt B
  • Bodemkaart en topografische kaart van een gebied:
  1. Profieldoorsnede: waar op deze kaart?
  2. Bespreek de bodemtypes langsheen dit profiel
  3. Bespreek de mogelijke bodemtypes volgens het FAO WRB langsheen dit profiel
  4. Waar treed er sedimentatie op? (minstens 2 plaatsen)
  5. Waar kan er erosie optreden? ( 1 plaats)
  6. Veronderstel een neolithische en een middeleeuwse site op plaats X, welke geomorfologische processen hebben hier invloed op?


  • Excursie: bespreek op kaart de geomorfoligische eenheden boven noorden van ault welke we gezien hebben op excursie. teken ook enkele kaartbeelden hoe de evolutie is gegaan
  • We kregen een bodemkaart van een deel in belgie. We hier ook een topografisch kaartje van. Dan kregen we een doorsnede/profiel en moesten we zoeken hoe die getrokken was op de kaart (welliswaar met een hoek!). Daarna moesten we bespreken welke bodems daar op dat traject ligt en waarom. Ook welke bodems volgens FAO hierbij zouden passen. Ook welke accumulatievormen zich kunne vormen. En ook welk drainagetype.
  • Bespreek de monding en processen die hiervoor verantwoordelijk waren van: De mississippi, de ganges, de nijl (voor en na aswandam), de donau en de schelde
  • 10 woordjes uitleggen oa: tafoni, oligotroof, mesa, spit,...
  • 6 foto's benoemen waarvan een bodem
  • Tekenen van temperatuursverloop onder een continue permafrost, een discontinue en een talik.


  • Excursie: Bespreek de kustevolutie op lange en korte termijn voor het traject Audresselles-Cap Gris Nez. Bespreek aan de hand van lithologische, biologische en ? kenmerken. Gebruik de gegeven topografische kaarten.
  • Ook een bodemkaart, topografische kaart en profiel
  • Zowel in de Belgische leemstreek als in de kleine bekkens in de franse alpen heeft er de laatste 1500 jaar erosie plaatsgevonden. Zowel in Belgie als in Frankrijk waren er in oorsprong meanderende rivieren. In de Alpen zijn de meanderende rivieren naar braided rivieren overgegaan en in België zijn ze meanderend gebleven, alhoewel op beide plaatsen de klimatologische omstandigheden dezelfde zijn gebleven. Leg de volgende begrippen zo volledig mogelijk aan de hand van dit voorbeeld uit: relaxation, sensetivity, evenwicht en recovery. Verklaar ook waarom de evolutie zo verschillend is.
  • 10 woordjes: muren, wind gap, reg, peneplaine, polje, NPP, NADW, N-channel, talik, secundaire successie
  • 6 foto's met een bodem
  • Teken een lengteprofiel van een gletsjer (bodem en bovenkant) met daarop aangegeven de ablatie en accumulatiezone en de verschillende vormen van sedimenttransport door de gletsjer. Geef aan wat de verschillende herkomstbronnen en processen zijn van het puin dat een gletsjer transporteert en in welke accumulatievormen ze kunnen terechtkomen.