Geologie (G0O06A)

Uit AlfaWiki
Versie door WikiAdmin (overleg | bijdragen) op 10 jul 2018 om 12:46 (1 versie geïmporteerd)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) Prof. Speijer
Code G0O06A
Studiepunten 6
Leslocatie Heverlee: practicum en hoorcollege in verschillende gebouwen
Semester 1e semester
Jaar 2ba, 3ba

[Algemene beschrijving van het vak]

Examenvorm

[Hoe wordt het examen afgenomen, hoeveel tijd krijg je, waar moet je op letten etc.}

Examenvragen

2017-2018
  • In Duitsland wordt gekozen voor opslag van radioactief afval in grote zoutafzettingen, In België denkt men aan opslag in de Boomse of Ieperse klei.
  1. Waarom wordt er in België niet gekozen voor zoutafzettingen?
  2. Geef een beschrijving van volgende termen waaruit hun verschillen blijken: klei, kleisteen, kleifractie en kleimineralen.
  3. Waarom wordt er nergens radioactief afval opgeslagen in zandsteenlagen?
  • Het Massief van Brabant
  1. Wat is het Massief van Brabant
  2. Wanneer en hoe werd het Massief van Brabant gevormd?
  3. Hoe komt het dat op sommige plekken het Massief dagzoomt terwijl het elders bedekt ligt onder cenozoïsche sedimenten?
  • Interne aarde
  1. Teken een verticale doorsnede doorheen de korst en bovenmantel op het continent, op het continent is een ijskap aanwezig. Geef duidelijke de structuur van de verschillende lagen weer en de invloed van die ijskap.
  2. Geef de relevante dichtheden van de gesteenten in de korst en bovenmantel
  3. Iets over isostatische druk
  • Paleoklimaat
  1. Voor welke tijdsperiode van het onderzoek naar het paleoklimaat worden ijskernen aangewend?
  2. Wat vindt men terug in ijskernen wat men niet kan gebruiken bij sedementkernen?
  3. Hoe verklaart men de plotse aangroei van ijs op Antarctica bij de start van het Oligoceen (34Ma)
2016-2017
  • Chemische vergelijking van verwering
  1. Geef de chemische vergelijking en bespreek aan de hand hiervan de invloed op het klimaat enerzijds door silicaatverwerking en anderzijds door metamorfose van kleirijke carbonaten
  2. Midden-Krijt 200m hogere zeespiegel. Bespreek klimaat, tektoniek en eustatische zeespiegel van de periode en hoe het komt dat deze hoge zeespiegel mogelijk was
  • Boomse klei
  1. Verschil silt en siltfractie
  2. Verschil siltfractie en zandfractie
  3. Boomse klei heeft organisch materiaal en pyrietmineralen daardoor donkergrijze kleur. Bakstenen van deze klein zijn roodbruin. Hoe komt dit?
  4. Boomse klei in Mol gebruikt voor opslag radioactief afval. Welke kwaliteiten van klei zorgen dat dit een optie is
  5. Ten noorden van Mol moeten ze ongeruster zijn waarom?
  • Geotherm
  1. Wat is de geothermische gradiënt? Wat is de geotherm en de heat flow voor continentale platen
  2. Waarom is er een verschil tussen geotherm van continentale en oceanische platen?
  3. Hoe komt het dat er verschillen zijn in de heat flow in oceanische platen?
  • Vraag 4
  1. Schets afschuiving en opschuiving. Duid aan welke tektonische processen hiervoor verantwoordelijk zijn
  2. Waarom kan een gebergte gevormd door subductie verzakken en hoe komt het dat dieptegesteente (>30 km) aan de oppervlakte komt
2013-2014
  • Wat zijn de problemen die kunnen optreden in gebieden waaruit de ondergrond uit kalksteen bestaat? Geef de chemische reacties. Wat gebeurd er als travertijn in kalkgrotten druipstenen vormt (chemische reactie).
  • Wat is diachronie? Wat is een stratigrafische facies? Wat is het verband tussen die twee concepten? Leg het uit aan de hand van een veranderende zeespiegel. Schets een dwarsdoorsnede.
  • Wat is een vaste oplossing? Waarom bestaat er een vaste oplossing tissen albiet en anorthiet maar niet tussen orthoklaas en albiet? Waarom komt albiet vooral voor in basische gesteenten en orthoklaas in zure gesteenten? Wat is een arkose?
  • Wat is roodverschuiving? Hoe kunnen ze aan de hand daarvan weten hoe snel het heelal expandeert? Hoe oud is onze aarde? Hoe weten ze dat?
  • Wat zijn evaporieten. Onder welke omstandigheden worden ze gevormd?
  1. Welke structuren kunnen evaporieten in de diepte vormen en hoe?
  2. Waarom zou het een goed idee zijn om radioactief afval op te slaan in een dik pakket evaporieten? En waarom niet?
  • Hoe is men tot de ontdekking gekomen van hotspots? Wat zijn het?
  1. Hoe passen hotspots in de theorie van platentektoniek
  2. Bij hotspots heb je meestal basisch vulkanisme. Yellowstone produceert echter zuur of intermediair magma. Hoe verklaar je dit?
  • Geef de geologische tijdsschaal vanaf het Fanerozoïcum
  1. Duid 3 glaciaties erop aan, zeg op basis van dewelke Wegener zijn argumenten baseerde en bespreek Wegeners argumentatie.
  • Hoe verloopt de geothermische gradiënt in de korst? Hoe warm zou het dan zijn in een Limburgse mijnschacht van 1000m diep (instinker! Aan de grond is het in Limburg geen 0°C)
  1. Beschrijf begrensde aquifers en waarom bevat het water eruit vaak te veel opgeloste stoffen om drinkbaar te zijn.
  2. Waarom verloopt de geothermische gradiënt in de korst veel steiler dan in de mantel?
  • Wat is bauxiet en uit welke mineralen is het opgebouwd? Welk verwerkingsproces ligt aan de basis bij de vorming van bauxiet? (zoiets toch)
  • Wat is de rol van fossielen bij het maken van een geologische tijdschaal en oude geologische kaarten? Welke soorten van fossielen kan men daar heb best voor gebruiken? Geef enkele voorbeelden van fossielen.
  • Wat is een MOR en wat zijn de kenmerken ervan? Teken een segment en duidt de relevante zaken er op aan, leg ook uit hoe de oceaan spreidt door laterale afzettingen? Welke zaken gebruikt men bij het registreren van seismische centra bij tektonische activiteit?
  • Hoe komt het dat bij bronnen de grondwatertafel tot aan het oppervlak komt? Waar speelt zich dat precies af? En dan nog iets met porositeit in lagen?
  • Verschil tussen meteoriet, meteoor, komeet en asteroïdengordel uitleggen.
  1. Verklaar waarom er al dan niet een verband is tussen kometen en een meteorenzwerm.
  2. Waarom zijn er in de oceaan minder kraters gevonden.
  • Wat was Wegener zijn theorie over Platentektoniek en wat was de kritiek destijds.
  1. Wat waren zijn argumenten om deze theorie te beargumenteren.
  2. Welke technieken / methodes helpen sinds de jaren '50 om zijn theorie te staven of verbeteren.
  • Leg uit hoe men aan de hand van benthische foraminiferen afwisselingen in de paleotemperatuur kan registreren. (Het gaat over de delta ^(18)O methode van zuurstofisotopen)
  1. Welke factoren kunnen deze techniek beïnvloeden?
  2. Hoe verklaren we hiermee de verschillen van de eustatische zeespiegel in het kwartair?
  3. Waarom krijgen we een vollediger beeld met deze techniek dan met continentale metingen?
  • Geef de Bowen-reeks van kristallisatie en leg deze uitgebreidt uit inclusief welke factoren deze reeks beïnvloeden.
  1. Verklaar hoe de Bowen-reeks bij erosie geïnterpreteerd moet worden.