Paleontologie (G0O78B)

Uit AlfaWiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) [naam van docent(en)]
Code [De ECTS code van het vak]
Studiepunten [Aantal studiepunten van het vak]
Leslocatie [Waar de lessen gegeven worden]
Semester [In welk semester het vak gegeven wordt]
Jaar [In welk jaar dit vak meestal opgenomen wordt, 1ba, 2ba, master etc.]

[Algemene beschrijving van het vak]

Examenvorm

[Hoe wordt het examen afgenomen, hoeveel tijd krijg je, waar moet je op letten etc.}

Examenvragen

[Liefst gerangschikt per jaar]

2017-2018

1a) Leg uit fyletisch gradualisme en punctuated equilibrium
1b) Twee identieke grafieken, hoe kunnen deze gegevens zowel voor gradualisme als equilibrium gebruikt worden?

2a) Welke klimatologische ontwikkelingen deden zich voor in het Cenozoïcum?
2b) Wat is de rol van de verhouding zuurstofisotopen (O18, O16 en ẟ18O) in benthische en planktische foraminiferen?

3a) Lingulate: welke fylum en wat was hier de bloeiperiode van
3b) Hoe noemt men de ingegraven levenswijze van Lingulata nog en hoe komen ze aan voedsel?
3c) Welke andere fossielgroepen verwacht je samen met de Lingulata op de Jurassische zeebodem?
3d) Hoe kan men de Lingulata gebruiken voor de reconstructie van de zeespiegel?

4) Diversiteitsgrafiek gekregen van drie groepen
4a) Tot welke soort behoren deze groepen en benoem de drie groepen. Beargumenteer.
4b) Tot welke fauna behoren deze groepen, beargumenteer.

5) Kaartje met verspreiding van twee volledig verschillende Cambrische trilobietenassociaties
5a) Wat kan men hieruit afleiden?
5b) Zou dit ook mogelijk zijn met Ordovicische Graptolieten?

Mondeling: 3 fossielen beschrijven en benoemen + enkele bijvragen; mogelijke fossielen

  • benthische foraminiferen
  • Ordovicische trilobiet
  • belemniet
  • archaeocyaat
  • koraal
  • bivalve + innerlijke structuur benoemen
2016-2017

1 Wat zijn paleozoïsche fauna volgens de definitie van Sepkozi

  • Geef fossielgroepen die hiertoe behoren
  • Waarom noemen sommige onderzoekers de mindere diversiteit in het Paleozoïcum ten opzichte van het Krijt/Cenozoïcum een 'artefact' veroorzaakt door geologische processen?

2 Wat zijn de gelijkenissen en verschillen van riffen uit het Cambrium en uit het Jura, met nadruk op hun bouwstructuren?

  • Waarom zal een modern koraal niet rap verdrinken bij zeespiegelstijging?
  • Teken een sedimentair bekken, een koraalrif, een kustlijn en een lagune
  • Teken hetzelfde maar ook wat er gebeurt bij zeespiegelstijging

3 Wat is een GSSP?

  • Waarom kan een GSSP globaal toegepast worden (of zo een soort vraag, buh ik had het antwoord al in a gegeven)
  • Hoe wordt de overgang tussen het Precambrium en het Cambrium aangeduid?
  • Hoe verhoudt deze overgang zich in relatie tot het verschijnen van Small Shelly Fossils en Trilobieten?

4 Tot welk phylum behoren de Lingula?

  • De Lingula leefde ingegraven. Hoe noemt men deze levenswijze en hoe kwamen Lingula een hun voedsel?
  • Welke fossielen worden ook teruggevonden in dezelfde Jurasedimenten, naast deze Lingula? Ze leefden in brak water. (dus welke kwamen op ongeveer dezelfde plaats voor)..
  • Hoe kan het onderzoek van lingula bijdragen tot de studie van zeespiegelfluctuaties?

5 Bespreek de kenmerken van foraminiferen

  • Hoe kon nummuliten (grootforams) zo groot worden?
  • Indien een tRex gevonden wordt, hoe kunnen forams bijdragen tot de studie van de geologische context en het tijdsinterval waar de tRex uit dateert?
  • Welke andere microfossielen zouden eigenlijk hier nog beter voor kunnen dienen

Practicum: 3 stukken bespreken: zelf eerst zeggen wat je ziet, en dan identificeren en tijdsperiode bij zeggen, hij vraagt ook door op bepaalde kenmerken/levenswijzen.. (hij pakt random dingen uit zijn kantoor, ik had de volgende:) - VIA MICROSCOOP een planktonische foraminifeer - een trilobiet - een rugosa enzovoort

2014-2015

1. Wat was de Ediacara biota?

  • Wanneer kwam deze biota voor en wat is de relatie met de fauna van het Vroeg-Cambrium en moderne organismen?
  • Beschrijf fauna (systematiek, levenswijze, belangrijkste types ...)
  • Beschrijf het fossilisatieproces van de Ediacara biota

2. Tot welk phylum behoort Gryphaea

  • Gryphaea werd lang gezien als voorbeeld van phyletisch gradualisme. Verklaar.
  • Tegenwoordig is men er niet meer zo zeker van dat Gryphaea een voorbeeld is hiervan. Leg uit.

3. Tegenwoordig deelt men vertakkende koralen niet in op basis van macro-morfologische kenmerken maar op basis van micro-morfologische kenmerken. Waarom?

  • Wat was een belangrijke rifbouwer in het Devoon in zeer ondiep water?
  • Beschrijf (en teken evt.) deze rifbouwer uit 3b.
  • Momenteel is er klimaatsopwarming. Wat zouden de gevolgen kunnen zijn van een stijging van het zeewater met enkele graden voor (sub)tropische riffen, rekening houdend met studies over de Thetys oceaan tijdens het Paleoceen. Wat zijn de belangrijkste factoren?

4. Wat is de verwantschap tussen belemnieten en gastropoden?

  • Voor welke periodes zijn belemnieten een goede stratigrafische marker?
  • Waarom zijn gastropoden geen goed gidsfossiel en belemnieten wel?
  • Niettemin wordt in het Neogeen toch een gastropode als gidsfossiel gebruikt. Waarom deze wel?

5. Wat zijn foraminiferen?

  • Sommige forams kunnen heel groot worden en enkele jaren oud worden. Hoe komt dit?
  • Waarom kunnen forams een goede geologische context opleveren bij een dino dig van een T-Rex. Leg uit waarom we dit goed kunnen dateren met forams.
  • In het geval van 5c zou een ander microfossiel nog geschikter kunnen zijn. Welk?

Mondeling practicum Je moet eerst kenmerken beschrijven en op die manier tot een gefundeerde identificatie van het fossiel komen. Nadien stelt hij allerlei bijvragen over het fossiel in kwestie. 1. Ammoniet 2. ondiep gravende bivalve 3. milioline foram