Sociologie (F0LB5A)

Uit AlfaWiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) Prof. Swyngedouw
Code F0LB5A
Studiepunten 4
Leslocatie De Valk
Semester 1
Jaar 1ba

Dit vak geeft een overzicht van de sociologie: de studie van menselijke samenlevingen.

Examenvorm

Het examen is volledig schriftelijk.

Examenvragen

2016-2017
  • 10 meerkeuzevragen zonder giscorrectie.
  • 5 zinnen waar 1 of meerdere woorden moesten ingevuld worden, dit waren kernbegrippen uit bepaalde passages.
  • Een aantal open vragen die vragen om verduidelijking van een term in max. 10 zinnen
  1. Dynamische breuklijnen theorie
  2. Duale samenleving
  3. Individualisme
  4. Relatieve deprivatie en de opkomst van Agalev
  5. nog enkele...
  • Phalet en Swyngedouw zeggen dat het integratieproces interactief, dynamisch en multidimensionaal moet zijn. Leg uit. (max. 20 zinnen)
2015-2016
  • Leg uit aan de hand van de titel van het handboek in eigen woorden wat de essentie van sociologie is en voor welke metafoor ze staan (of zoiets)
  • De vier hoofdvraagstukken uitleggen en een voorbeeld uit de actualiteit geven
  • 30 meerkeuzevragen met giscorrectie.
2014-2015
  • Verklaar de titel (van het handboek "Het speelveld, de spelregels en de spelers") en verklaar waarvoor de termen staan binnen de sociologie.
  • Iets over Bourdieu
  • 3 of 4. Woordjes invullen in een tekst ivm machten en invloeden
  • Een tabel verklaren, iets over mobiliteit
  • Structuur-functionalistische visie over sociale ongelijkheid uitleggen
  • Een heel blad over haar eigen onderzoek uitleggen of zo
  • Meerkeuzevragen.
2013-2014
  • Sociologische verbeeldingskracht: kritiek op het egocentrisch maatschappijbeeld.
  • Sociologische verbeeldingskracht in beperkte zin (leg uit + vb)
  • Twee onderzoeksmethoden uit de sociologie linken met objectsociologie van Durkheim en Weber
  • Termen:
  1. Historicisme
  2. Verklarend begrijpen
  3. Anomische samenleving met chronische anomie
  4. Subjectieve dimensie van sociale ongelijkheid
2012-2013
  • Wat is globalisering? Vaak wordt dit geassocieerd met culturele homogenisering. Licht toe en geef de kritiek hierop. Illustreer met voorbeelden. (max. 1 pagina)
  • Illustreer a.h.v. éénzelfde zelfgekozen voorbeeld de visie van Durkheim respectievelijk Weber t.o.v. het object van de sociologie. Wat is hun visie? Welke empirische methode volgen ze? Wat zijn de verschillen tussen beide visies? (Max. 1 pagina)
  • begrippen
  1. waarde
  2. doelrationaliteit
  3. subjectieve sociale ongelijkheid
  4. nog 5 andere die ik niet meer weet. Het waren er wel allemaal die rechtstreeks uit de ppt kwamen, dus geen die ergens op een obscure plek alleen in het handboek stonden.
  • 12 multiple choice vragen op voorgedrukt formulier.
2010-2011
  • Durkheim en Parson over sociale orde: geef de parallellen en verschillen
  • Proces van individualisering: verschillende dimensies, kanttekeningen, eigen voorbeeld
  • "Black is beautiful": ontwikkeling bespreken aan de hand van 2 theoretische visies op culturele verandering
  • Begrippen
  1. biomacht
  2. indicatie
  3. ideaaltype
2009-2010
  • Welke algemene ontwikkelingstendens vertonen de West-Europese verzorgingsstaten? Benoem de verschillende fasen en geef kort een karakteristiek.
  • Geef minstens één voorbeeld van eind negentiende eeuw, begin twintigste eeuw ontstane beroepen in de ‘witte boorden’ of ’dienstensector, die gaandeweg een gendered’ beroepenstructuur verwierven.
  • Schets hoe de industriële revolutie het ontstaan van een kapitalistische samenleving bevorderde.
  • Uit onderzoek blijkt dat de levensverwachting van arbeiders lager is dan die van leraars. Waarom spreken we hier van sociale ongelijkheid?
  • Geef kort de ideeën van Taylor over de wetenschappelijke bedrijfsvoering weer. Welke gevolgen hadden die maatregelen voor de kwaliteit van de arbeid?
  • Welke twee perspectieven op modernisering kunnen we onderscheiden? Welk van de twee vormt het uitgangspunt van deze cursus? Waarom?
  • Geef aan waarom de omschrijving van Thoenes van de verzorgingsstaat ontoereikend is. Geef daarbij tevens de belangrijkste kenmerken van de verzorgingsstaat weer.
  • Welke opvattingen hadden respectievelijk Saint-Simon, Comte en Spencer over de maatschappelijke ongelijkheid in een industriële samenleving?
  • Leg uit de relatie tussen rationalisering en bureaucratie uit bij Weber.