TMP III (F0WP3A)

Uit AlfaWiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Docent(en) Prof. Schoep, Prof. Willems, Prof. Lodewijckx, Dr. Cleeren
Code F0WP3A
Studiepunten 10
Leslocatie MSI
Semester Jaarvak
Jaar 3ba

TMP III bestaat uit meerdere onderdelen:

  1. Een overzicht van de ontwikkeling van het archeologisch denken door prof. Schoep.
  2. Een inleiding tot de ruimtelijke en chronologische analyse van sociale systemen door prof. Willems en prof. Schoep.
  3. Een overzicht van de Europese wetgeving rond archeologie door prof. Lodewijckx.
  4. Een inleiding tot conservatie en omgaan met vondsten door Nathalie Cleeren.

Het eerste deel valt in het eerste semester. De andere drie delen worden in het tweede semester behandeld.

Examenvorm

Alle examens zijn volledig schriftelijk. Bij de tweede examenperiode worden drie aparte examens ingevuld: het deel ruimtelijke analyse, het deel wetgeving en het deel conservatie. Voor elk deel krijg je max. twee uur met evt. een pauze ertussen. Je mag ze ook alle drie achter elkaar maken.

Examenvragen

2017-2018
Januari:

De vragen waren exact hetzelfde als die van het voorgaande jaar.

Juni:
  • Ruimtelijke analyse:
    • Wat is netwerkenanalyse? Beschrijf de ontwikkeling van netwerkenanalyse binnen de ruimtelijke analyse. Wat zijn de mogelijkheden hiervan? Bespreek aan de hand van de gelezen artikels.
    • In het artikel van Smith over nederzettingsarcheologie heeft hij het over puur descriptieve methoden,"high-level social theory" en "Middle-Range theories". Wat zijn dit? In welke categorie plaatst hij space syntax, en waarom?
  • Conservatie:
    • Je vind de volgende dingen. Hoe ga je ermee om op de opgraving? Hoe pak je ze in etc. Vondsten: een houten lepel, enkele munten, een glazen beker (gebarsten, maar de scherven liggen nog in origineel verband), een Bronstijd urn die in de grond al licht vervormd is.
    • Je hebt een doos van (zuur) karton met daarin de volgende vondsten, allemaal verpakt in PE-zakjes: enkele zakjes glasscherven, een zakje ijzervondsten en een zakje met 18e eeuws aardewerk met een stevige glazuurlaag. Over welke vondsten maak je je het meeste zorgen, en om welke het minste?
    • Na een opgraving het je enkele honderden ijzervondsten. Hoe ga je hiermee om? Hoe doe je de assessment van deze vondsten? Hoe en welke laat je conserveren?
  • Wetgeving:
    • Wat zijn de voor- en nadelen van behoud in situ en behoud ex situ?
    • Een archeoloog werkt meestal met de vondsten en sporen van zijn eigen opgraving. Waarom is het voor archeologen toch nodig om rekening te houden met de "internationale context"?
2016-2017

Januari, deel Schoep:

  • Situeer Gordon Childe (archeologische stroming) en bespreek wat zijn invloed was op archeologie. (4pag.)
  • Neo-Evolutionisme (wanneer, waarom, protagonisten) en wat is de huidige visie op deze stroming. (4pag.)
2014-2015

Deel Schoep:

  • Wat is agency? Situeer in het sociologische debat. De impact van agency op de archeologie (wie, wanneer, waarom en problemen)? Voorbeelden van agency uit verplichte literatuur gebruiken
  • Hoe draagt de funeraire archeologie bij aan de studie van sociale complexiteit? In het antwoord relevante artikels uit de verplichte literatuur verwerken
2012-2013

Deel Schoep:

  • Schets de manier waarop de samenleving/maatschappij geconceptualiseerd werd doorheen de ontwikkeling van het archeologisch denken. (max. 3 pag)
  • Definieer complexiteit. Bespreek vervolgens twee mogelijke archeologische correlaten van complexiteit en hun bruikbaarheid/nut. Maak gebruik van de verplichte literatuur opgegeven bij deze correlaten.